Imágenes de página
PDF
ePub

Verzamelingen van Spreekwoorden. — Opschrift op de Grafstede van J. D. Baron van der Capellen.

Voor elke aanwijzing blijf ik mij, in het belang eener zooveel mogelijk volledige verzameling onzer spreekwoorden, aanbevelen, terwijl ik daarbij de vrijheid neem, op de volgende mij nog ontbrekende werken over Nederlandsche Spreekwoorden, de aandacht der Heeren Navorschers te vestigen.

Acrum [?] maxime vulgarium congeste per locos in puerorum gratiam vocabula graece et teutonice interpretate. Antv. 1538.4°. Aan het einde vindt men precepta moralia, waaronder ook spreekwoorden gevonden worden.

Lot van Wijsheyd ende goed Geluck, op drye hondert ghemeyne spreekwoorden, in rijme gestelt deur DONAES IDENAU [JOANNES DAUID], Liefhebber der Dichten die Stichten, met pl. Antw. 1606. 12o.

[ocr errors]

Adagia quaedam ac carmina magis obvia et ex optimis quibusdam auctoribus collecta nec non alphabetice digesta in gratiam studiosae juventutis. Brugis. 1727. 8°.

Adagiorum maxime vulgarium thesaurus ex probatissimis scriptoribus partim selectus, carminibus partim redditus, in gratiam studiosae juventutis. Aldenardae. VEREECKEN. s. a. (1747). 12o.

Reedevoering, geschikt geweest om te doen in het genootschap der Malcontenten, binnen Amsterdam, tusschen den 15 Maart en den 13 Juny 1789. Veelal in Bataafsche Spreekwoorden. Amst. 1789. 8°.

|
Recueil de proverbes françois, latins, espa-
gnols, italiens, allemands, hollandois, juifs, amé-
ricains, russes, turcs, etc. à l'usage des écoles
publiques et des maisons d'éducation, par le cit.
D'HUMIÈRES. Paris. 1800. 12°.

WIELANDS neuen deutschen Merkur. October 1800, waarin: JOH. FRIED. SCHÜTZE, Apologische Sprichwörter der Niederländischen Volkssprache.

CHRIST. AUG. FISCHERS Reise Abentheuern.

B. I. Dresden. 1801. 8o., waarin: Holländische Sprichwörter aus dem Seeleben.

F. VAN AKEN. Nederlandsche Spreekwoorden door voorbeelden opgehelderd, voor kinderen, met

Florilegium Ethico-politicum nunquam antehac editum; nec non P. SYRI ac L. SENECA sententiæ aureæ; recognoscente JANO GRUTERO ad MSS. Palat. & Frising. Accedunt Gnomæ paroemiæque Græcorum, item Proverbia Germanica, Belgica, Italica, Gallica, Hispanica. Het le en 3e deel. (Francof. RHODIUS. ĈIƆIƆCX & CIƆƆCXII) heb ik uit de Koninklijke Bibliotheek ten gebruike ontvangen. Het 2o deel was daar niet voorhanden, en dit is het, waarop ik thans de aandacht vestig. Het 1e deel bevat Prover-plaaten. Amst. HOUTGRAAF. (1807). 24°. Volbia Germanica (bl. 3—89), Belgica, ferè omnia transcripta è Kalendario perpetuo, HEN. LAURENTIJ SPIEGELIJ V. C. (bl. 91-125), Italica (bl. 127-180), Gallica (bl. 182-261) & Hispaica (Refranes Proverbes) (bl. 263-382). Het 3e deel bevat Proverbia Germanica (bl. 3-120), Belgica, ex FRANCISCI GOETHALSIJ libello selecta (bl. 123-176), Gallica (bl. 179-265) & Italica (bl. 268-319). Het 2 deel bevat dus hoogst waarschijnlijk mede Nederlandsche Spreekwoorden.

Morale Spreeckwoorden, gestelt in Muzyck bij JAN RYSPOORT. Antw. 1617. 4°.

Nederduytsche Spreekwoorden, met 96 fig., langwerp. 12°.

De Gazette van Nieuw-maren van de geheele wereldt. Hierby is oock ghevoegt eene wederlegginge van eenighe onbequaeme Nederlandsche Spreuckwoorden, door RICHARDUS VERSTEGEN. Antw. 1618. 12°.

Scielta de Proverbi, e sentenze Italiani tolti da varie lingue, particolarmente dall' Hebrea, Araba, Caldea, Greca, Latina, Todisca, Francesca, Spagnuola, Fiaminga et Italiana. Opera tessata da GIULIO VARINI. Nuovamente ristampata, e corretta, con una nuova aggiunta di diversi autori. In Venetia 1672. Appresso MICHIEL ANGELO BARBONI. 12o.

Opuscula J. M. ALMELOVEEN. Amst. 1686. Opp. 158 vindt men: Duo Proverbia Belgica explicata.

ALEXANDER ARNOLD PAGENSTECHER ad Paroemias Belgicas. In ejusd. Sylloge Dissertationum (bl. 483-522). Bremae. 1713. 12°.

BIJBL. 1853.

gens de Boekenlijst van 1790-1832 bestaan hiervan 4 stukjes, en in eene der beoordeelingen in de Vaderl. Letteroefeningen staat voor het 2e en 3 stukje het jaartal 1807, 1808. Ik heb er slechts één, en zonder vermelding welk stukje. Het zal dus waarschijnlijk het 1e stukje zijn.

Gedachten-raadsel-spel in Vaderl. Spreekw., of geheim om door middel van kaarten iemands gedachten te zoeken. Amst. V. ARUM en KRAAIJENBRINK. 1821. 2e druk 1827. Gorinchem.

P. J. HARREBOMÉE. Verzamelingen van Spreekwoorden (Bijbl. xxxii).F.WATER Zal beteekenen J.G.TE WATER, op wiens Catalogus onder N°.2628 voorkomen: Gemeene Duytsche Spreeckwoorden, Campen 1550; dit,zoowel als het daaraan voorafgaande No. 2627, J. ANDRIESSOON, Duytsche Adagia, Thantw. 1550, staat bij mij aangeteekend als gekocht door den Heer RODD, een Engelsch

man.

V. D. N.

Opschrift op de Grafstede van J. D. Baron van der Capellen (III.; bl. 26). Omtrent dit opschrift en het in 1788, den zevenden van Oogstmaand, vernielen dezer grafstede, verwijze ik nog naar het uitvoerig berigt, voorkomende in het XVIIIde Deel van het Vervolg op WAGENAAR's Vaderl. Historie, bl. 200-205, met afbeelding der grafstede. L. D. R.

[Een leesfout is oorzaak, dat, in DE NAVORSCHER, III.; bl. 26, 2de kol. r. 26 v. b., voor OTTEN HUSLY, zoo als er had moeten staan, gedrukt is OTTEN HURLY.]

8

[ocr errors]

Blaauwe Maandag. Paul Jones. Accoord van Putten. Rangnamen bij het leger. Blaauwe Maandag (Bijbl. bl. xlviii); Maandag een booze dag (Nav. II.; bl. 88; III.; bl. 81). In GUBITZ' Volkskalender voor 1853 vindt men, S. 97 en verv., eene beschrijving van de weekdagen, waaruit ik het volgende ontleen :

In Beneden-Saksen houdt men alles wat op Maandag begonnen wordt, voor zeer onbestendig; daarom zegt men ook aldaar in het platduitsch: Maandag waart nig weeken olt, en men viert dus nooit een bruiloft op dien dag. De eerste Maandag vóór den aanvang van de Vasten is bekend onder den naam van > blaauwe Maandag". Op dien dag werden in de middeneeuwen het altaar, de doopvont en de preêkstoel met blaauw laken behangen. Op denzelfden dag (de vóórlaatste in den tijd van het Carnaval) was de uitgelatenheid op haar hoogste toppunt. Dewijl echter de handwerkslieden van hunne Zondagsviering nog moede en uitgeput waren wilden zij den Maandag uitrusten of ook wel de genoegens van den Zondag voortzetten, zoodat langzamerhand elke Maandag een blaauwe Maandag werd. Van regeringswege werden gestrenge maatregelen genomen om deze slechte handelwijze te keer te gaan; o. a. liet FREDERIK WILLEM I eenige werklieden, die weigerden om op een Maandag aan den bouw van de Petrikerk te Berlijn te werken, gevangen nemen en een van hen zonder genade ophangen. E. G.

Rangnamen bij het leger (Nav. III.; bl. 28). De steller der aanmerking (*) houde mij de teregtwijzing ten goede, dat, hoezeer zij, als het burgerregt nog niet hebbende Nederduitsche benamingen, vruchteloos gezocht worden bij KILIAEN, de onderstaande, zoo als ik ze hier letterlijk afschrijf, te vinden zijn in zijn' Appendix caet: Corporal, caporal; centurio.Coronel, colonel; primipilus. - Generael, capiteyn; strategus. - Lieutenant, legatus, praefectus. Zij waren dus bij ons krijgswezen, of in geschriften in onze taal overgezet, gebruikelijk.

[ocr errors]

Op welk gezag berust de spelling Hopman? Het heeft geen beteekenis, zoo ver ik zien kan, en is kennelijk verbasterd van Hauptmann. De Engelschen hebben duidelijker, van Capitano, chieftain gemaakt. Hoofdlieden, Hoofdman heeft KILIAEN, insgelijks de StatenOverzetting des Bijbels.

VONDEL, Hierusalem Verwoest, in den Inhoudt, zegt: Roomsche Hoofdluiden, doch noemt, onder de Treurspeelders, [LIBRARIUS Rothmeester en] TERENTIUS Hopman; in Het Pascha,Opdragt van 1612,noemt hij ALBINUS Velihooftman. Bij HALMA, Nederl. en Fr. Woordenb., vindt men de beide woorden, en insgelijks in het Nederd. en Lat. Woordenb. door D. VAN HOOGSTRATEN, uitg. van 1771.

L. J.

[ocr errors]

Daarstellen. Rangnamen bij het leger. In de beantwoording der vraag naar de vroegere benaming dezer graden (III.; bl. 28), wordt gesproken van een stuk, dat FREDRIK HENDRIK zoude aangeboden zijn enz. en te lezen in de Aanteekeningen op de Geuzen van o. z. VAN HÄREN. Ik vind het in de Aanteekeningen op den Zesden Zang (bl.256-258,uitgave door WESTERMAN, 1830). Zoo als het daar ligt, schijnt het mij toe eene aanteekening van o. Z. VAN HAREN te zijn, vermeldende een gesprek met den Stadhouder WILLEM IV (niet FREDRIK HENDRIK) gehouden, ten gevolge waarvan genoemd stuk Z. H. werd aangeboden. Zou CONSTANTER zoo goed willen zijn, mij teregt te helpen, wanneer ik dwaal? En met een de vriendelijkheid willen hebben om gemeld verslag van de wapenschouwing over te brengen in eene taal, die voor den gewonen lezer verstaanbaar is? H. T.

Hier komt Paul Jones aan" (Nav. II. ; bl. 54; III.; bl. 38-40). N**. heeft volkomen gelijk in hetgeen hij antwoordt op de vraag van C. & A. (Nav. II. ; bl. 54). De wijze van het deuntje: hier komt Pauwel Jonas aan, alleen, wordt gebruikt om in het treurspel in straatliedjes: de vlugt van Eneas, of de dood van Dido, bij J. HELDERS (niet HELDING) en A. MARS, ACHATES te doen zingen: Daar komt Prins Eneas aan enz., even zoo als er andere bekende zangwijzen in het stuk gebruikt zijn, b. v. Jaapje sta stil; Al de Eendjes zwemmen in het water; Malbroek gaat naar het leger enz., voor de liedjes, die de handelende personen zingen moeten. De wezentlijke PAUL JONES en Prins ENEAS hebben niets met elkander gemeen. Ik heb het belagchelijke treurspel eens zien spelen en het tekstboekje ligt voor mij. M. J. Z.

[Een vriendelijk narigt van den Heer N** bevestigt ons in de meening, dat wij voor J. HELDING, zoo als DE NAVORSCHER III.; bl. 39, 2de kol. r. 18 v. o. schrijft, hadden behooren te lezen: J. HELDERS; even

zoo moest er, bl. 40, 1ste kol. r. 1 v. b., voor 'k Zwom in tranen, 'k Zwem in tranen gezongen worden.]

Spreekwijzen. Accoord van Putten"(Nav.II.; bl. 54; III. ; bl. 40). Dit spreekwoord werd veel gebruikt in het leger en wel, tijdens den tiendaagschen veldtogt, bij het 9de en 10de regiment, wegens een zekeren sappeur van dien naam, welks vrouw al het door hem gezegde met die zinsnede plagt te bevestigen.

A. & A.

Daarstellen (Nav. III.; bl. 41). De opgave der beteekenissen, in welke het woord wordt gebezigd, vergeet er eene, waarin het dagelijks in onze vonnissen en arresten wordt gebruikt. Wanneer in de feiten alle de kenmerkende omstandigheden, die tot het bestaan van eenig misdrijf worden gevorderd, voorhan

[ocr errors]

[ocr errors]

Daarstellen. Jacobus Roman. — William Killegrew. - De familie Back, Backx, Bacx, of Bax.
waaruit nog te meer het bewijs kan geleverd
worden, dat Kolonel GORINGH reeds vóór
1645 Engeland had verlaten.

den zijn, dan zegt men dat die feiten het mis-
drijf (diefstal, valschheid, enz.) daarstellen.
De feiten stellen dan als het ware voor het
oog van den beoordeelaar het misdrijf ten
toon. In die beteekenis komt het mij voor
niet ligt door een ander woord, dat even
naauwkeurig en krachtig het denkbeeld uit-
drukt, te kunnen worden vervangen. In het
Fransch wordt het woord constituer gebezigd:
les faits constituent le crime de vol, de faux, etc.
» Il se dit en parlant de ce qui fait l'essence
d'une chose", vind ik in den Dict. de l'Acad.
Zou het woord ook in deze beteekenis kun-
nen worden gemist?
H. C.

Jacobus Roman (Nav. II.; bl. 56; III.; bl. 50); Joannes Roman. In het antwoord wordt gesproken over een' Koninklijken bouwmeester van dien naam. Zie hier het berigt zijner aanstelling, zoo als die in de Leydsche Burgerm. Gerechtsdagsboeken voorkomt:

-t.

De familie Back, Backx, Bacx of Bax (Nar. II.; bl. 60; III.; bl. 56-58). Meermalen heb ik het vermelde werkje van J. BASELIUS, Historisch Verhaal der Exploiten van Oorlogh onder PAUL en MARSEL BAX (Breda 1615, in 4°.), in handen gehad en wel, tijdens mijn verblijf te Breda, van mijnen vriend P. CUYPERS, nu te Brussel woonachtig. Sedert is de Militaire Academie aldaar ook een exemplaar magtig geworden. Geslachtkundige bijzonderheden echter bevat het geschriftje volstrekt niet en de portretten, door V. D. N. ondersteld, zijn niet anders dan een paar (houtsneê-) ruitertjes, geharnasd en met nedergeslagen visier, die als het ware de tenants van het wapen uitmaken en alzoo geen regt hebben op den naam van portretten.

VAN EMDE.

De familie Back, Backx, Bacx of Bax. Alhoewel ik, even als andere Navorschers, het antwoord op de vraag schuldig blijf, zoo begeer ik evenwel, gelijk zij, eene kleine bijdrage omtrent personen van het geslacht BACX te leveren.

In eene op 't Rijks-Archief voorhandene missive van den magistraat van 's Hertogenbosch aan de Staten-Generaal,dd.4 Aug. 1579, wordt verzocht om SIMON BACX, Rentmeester van de Staten van Braband in het kwartier van's Hertogenbosch, te ordineren dat hij beta

»9 Nov. 1689. Die van de Gerechte der Stadt Leyden gehoort hebbende uyt den mondt van de Burgermeestren derselver stede, dat JACOB ROMAN, by zyne Koninklyke Majesteyt van Groot Britanie tot desselfs Architect aengestelt zynde, syne gelegenheidt niet zoude toelaten in syn ordinair stadsdienst, als voorhenen te continueren, dat derhalve met een voldoende beleeftheyt van Burgermeestren voornoemd, daerover behoorlyk afscheidt genomen hadde. Stellen die van de Gerechte voorgenoemd, na voorgaende deliberatie, in agtinge genomen zynde de goede diensten, die de voors. JACOB ROMAN aen dese stadtling doe aan het krijgsvolk, thans vereenigd hadde toegebragt, dezelve ROMAN by dezen gekoren en aengestelt tot Architect honorair der Stadt Leyden op eene vereering van 250 gl. 's jaers, in hope en verwachte dat denzelven ten dien opzigte sigh niet zal onttrekken den dienst dezer stede, wanneer dezelve stadt omtrent werken van eenige consideratien zyn advis en teekeningen van noode zouden mogen hebben en komen requireren. Zonder daer vooren eenige belooninge te genieten, onder verder beding dat dezelve alle / jaer gehouden zal zyn zyn dienst aen de Burgermeestren te presenteren."

Ik voeg, ofschoon van de vraag afwijkende, hier nog bij: dat te Amsterdam in 1674 gedrukt is: Grondt ofte kort Bericht van de Maleysche Tale enz., door JOANNEM ROMAN, Predikant te Batavia, met eene opdragt aan den Lezer van 29 Januarij 1653. Dit werkje in-4°. is op de Leydsche Bibliotheek. ..ELSEVIER.

'William Killegrew (Nav. II.; bl. 59; III.; bl. 55; Bijbl. xlvii). Nog is mij gebleken, dat WILLIAM KILLEGREW, dienende als Kapitein in het regiment van den Kolonel GORINGH, op den 10den Mei 1642 in datzelfde regiment werd gecommitteerd tot Serjant-Majoor,

voor het kasteel van Hedel, om dat slot door beleg tot overgave te dwingen.

JOHAN BACX krijgt, den 8sten Julij 1589, commissie over eene compagnie van 200 voetknechten, bestemd tot bescherming van Culemburgh, ingevolge het daartoe gedaan verzoek van FLORIS, Graaf van Culemburgh, Vrijheer van Pallandt, Witthem, enz. In deze commissie heet BACX: » Hoofd ende Overste”.

RODOLFF BACKX wordt provisioneel benoemd tot Ontvanger van de generale middelen binnen de stad Breda, in de plaats van ANTHONISZ. FRANSZ, door ouderdom daartoe langer niet geschikt.

Commissie van 1 December 1597.

In deze betrekking werd hij definitief aangesteld, den 17 den November 1598, na het overlijden van ANT. FRANSZ.

ROD. BACX komt nog voor op den Staat van Oorlog van 1607.

JACOBBACX wordt door de Staten-Generaal, bij Resolutie van 18 December 1599, gecommitteerd tot Ontvanger van de generale middelen binnen de stad Steenbergen, in plaats van wijlen ENGEL MELCHIOR DE BONTE. Hij wordt almede gevonden op den Staat van Oorlog van 1607.

[blocks in formation]

'MARCELIS BACX, de beroemde Ritmeester, NYN wier afstammelingen zich noemden is in den Staat van Oorlog van 1607 op Bra- VAN NYN alias BACK. band voor zijn tractement gerepartieerd, › als commanderende tot Bergen-op-Zoom" voor iij¢ £..

Het schijnt dus dat, zoo als KOK in zijn Woordenboek opgeeft, PAULUS BACX, die zijn broeder MARCELIS in het gouvernement van Bergen-op-Zoom vóórging, werkelijk in 1606 is overleden.

JAN BACX wordt vermeld, in den Staat van Oorlog van 1607, als Ritmeester over eene compagnie van 100 ruiters en 30 bidets.

AELBRECHT BACX bekomt den 9den Mei 1645 commissie als Kapitein in het regiment van den Kolonel JOACHIM VAN GOLSTEYN.

WILLEM MAURITS BACX wordt vermeld in den Staat van Oorlog van 1644, als Ritmeester van eene compagnie van 100 harquebuziers ter repartitie van Holland.

RENÉ VAN ELS wordt Kapitein in de plaats van wijlen PAUL BAX, bij commissie van 25 November 1673.

3. GEERTRUY BACK trouwde WOUTER METTEN wier afstammelingen zich noemden METTEN alias BACK.

4. ENGELKE BACK trouwde DANIEL CROEK. 5. HILLEGOND BACK, gehuwd. Haar afstammelingen noemden zich VAN BREE alias BACK; en

6. CATHALYN BACK, zonder oir.

C. & A.

De familie Back, Backx, Bacx of Bax ; Jan de Back. Tot aanvulling van wat reeds dienaangaande is medegedeeld, kan gezegd worden, dat JOHAN BAX in 1601 is gehuwd met MARIA VAN HUCHTENBROEK; dat MARCELIS BAXtot vrouw heeft gehad ANNA MARIA DE BERCHE, welke, na zijn overlijden, hertrouwde met GUILLAUME DE LEVIN, die, Kolonel van een regiment Walen, in 1624 sneuvelde voor's Bosch. Zie l'Histoire de Cambray, pag. 731.

De vermelde Predikant GODEFR. BACXIUS was in 1582 te Overschie, en werd in 1589

HENDRIK RAUWERS wordt Kapitein in de ontslagen, doch vertrok in 1592 naar Aspeplaats van wijlen PAULUS BACX.

[blocks in formation]

De familie Back, Backx, Bacx of Bax. Ten huize van den Heer VAN ERP TAELMAN KIP te Woerden, is mij verzekerd dat bewaard worden twee schilderijen in olieverw, waarop zijn voorgesteld de levensgroote afbeeldingen van twee Heeren BACX. Het eene dier stukken draagt op de achterzijde geschreven:

JOAN BACK, Raedt ende Rentmeester generael van syn Exie Prins WILHELM van Nassouw".

En beide die afbeeldingen zijn geteekend met hetzelfde wapen: van zilver en chef van keel, beladen met een leeuw van zilver - het helmteeken een leeuw van zilver issant.

Wie van de Heeren BACX op de andere schilderij wordt voorgesteld, is mij niet gebleken.

-t.

De familie Back, Backx, Bacx of Bax. Omtrent de familie BACK, welke te 's Hertogenbosch woonde, vind ik in mijne aanteekeningen:

HENDRICK BACK GIJSBERTSZ. had de volgende kinderen:

ren; nog was te dier tijd een DIRK JANSZ. BAX Predikant te Sluipwijk, Ao. 1613, te Moordrecht, Ao. 1617, en werd ontzet in 1619. Zie SOERMANS, Kerkelijk Register van Zuid-Holland.

Ook vermeen ik te moeten opmerken, dat er eene familie DE BACK heeft bestaan, waarvan thans nog afstammelingen in leven zijn; daartoe behoorde JAN DE BACK, die in 1747 Geheimschrijver van WILLEM IV werd, hebbende hij 't Huis van Oranje reeds sedert 1729 gediend; in 1758 werd hij onverwachts ontslagen en stierf in 1766; hij was gehuwd met HENRIETTE ANNA VAN SCHINNE. Zie J. SCHIELTEMA, Staatk. Nederl., Dl. II. ; bl. 534; zoude dit niet de familie zijn, in de Aanteekeningen van het geslacht HUYGHENS voorkomende, welke door A. & A. zijn medegedeeld? V. D. N.

[,, Over PAULUS en MARCELIS BAX", zoo schrijft ons LEGENDO ET SCRIBENDO, „ vergelijke men ook het Biographisch Woordenboek der Nederlanden van A. J.

VAN DER AA, Dl. II., bl. 197 en volgg. Ondanks hetgeen tot heden toe over beide broeders bekend is, herhalen wij hier hetgeen Prof. J. BOSSCHA, in zijn werk: Neêrlands Heldendaden te Land, Dl. I., bl. 287, in de noot zegt: „,,, dat het wenschelijk ware, dat de BAXEN, in hun geslacht, afkomst en bedrijven, door echte berigten nader mogten gekend worden.””]

Cornelis Cruys (Nav. II. ; bl. 60; III. bl. 58, 59). Het door den geheimzinnigen berigtgever meêgedeelde is juist; de Heer Mr. JEAN LOUIS KARSSEBOOM, te Rotterdam, was in het bezit van aanteekeningen den Admiraal CRUYS betreffende; ook was onder hem de teckening. in miniatuur berustende van diens portret, later door Mevrouw de weduwe KARSSEBOOM — eene geborene freule DE GEER, wier moeder, 2. ALYK BACK trouwde LAURENS VAN gelijk ook die van den Heer KARSSEBOOM, eene

1. GYSBERTUS BACK, Cannonnik van St.Jans Evangelistenkerk te 's Hertogenbosch, alsmede van de St. Pieterskerk te Beek, fundateur in 1455 van 's Back's Choorken en van twee Cantorijen te Beek.

Cornelis Cruys. Recensiën der Evangelische Gezangen. · Versjes aan Byron toegeschreven. afstammelinge was van Mr.DANIEL JACOB VAN Recensien der Evangelische Gezangen. In MEYNERTSHAGEN, en, door dezen van den Ad- 1834 verscheen bij J. H. BOET te Groningen miraal CRUYS aan den Heer SCHELTEMA ver- een werkje onder den titel; De Evangelische strekt, en volgens 't welk het portret voor Gezangen getoetst en gewogen en te ligt bevonden, het 3de Deel van SCHELTEMA'S werk geplaatst, door J. KLOK, met eene korte Voorrede voorzien, is vervaardigd. Met zekerheid kan ik hierbij en uitgegeven door H. DE COCK. De Letteroefevoegen, dat de Heer KARSSEBOOM ook zelf metningen spraken hierover in der tijd op deze den Heer SCHELTEMA daarover in briefwisse- wijze hun oordeel uit: ling is geweest, en zeer waarschijnlijk al het belangrijke, dat nopens den Admiraal in zijn bezit was, aan hem zal hebben medegedeeld; nog herinner ik mij, dat tijdens de correspondentie van die beide Heeren, op mijn verzoek, aan den Heer SCHELTEMA, toen nog te Zaandam wonende, de vraag werd gedaan, wanneer wij het door hem beloofde Heldhaftig Nederland te wachten hadden, en dat wij daarop

een zeer pijnlijk antwoord ontvingen, 't geen niet te verwonderen was; wij leefden toen onder de Fransche overheersching! Zie overi gens het werk van SCHELTEMA, III.; bl. 296 in de noot, IV.; bl. 294 en 295. V.D.N.

Recensien der Evangelische Gezangen (Nav. II.; bl. 87; III.: bl. 60). Bij de aangehaalde werkjes kunnen nog gevoegd worden: Brief van R. SPEELMAN, Predikant te Hardinxveld, ter wegneming van eenige bedenkingen over de onlangs ingevoerde Evangelische Gezangen; Te Gorinchem bij J. VAN DER WAL, 1807, en het minder gunstig beoordeelende Adres aan alle de respective hoogeerwaardige synodale vergaderingen der Hervormde Nederduitsche gemeenten dezer landen, die dezen jare zullen gehouden worden: tot redres van de voorkomende gebreken, in de nieuwe Evangelische Gezangen, zoo ten aanzien van de Hervormde leer, als die der taal- en dichtkunde, door en van wegens een aantal leeraren, ouderlingen, diaconen en leden der gemeenten in ons vaderland. Te Amsterdam bij W. BRAVE, 1807; beide boekjes zijn in mijn bezit. Daarbij wordt in het laatste, op bl. 25, nog gewag gemaakt van een stukje, getiteld: Eenvoudig doch tevens Vrijmoedig Onderzoek of er in het Evangelisch Gezangboek geene andere gezangen geplaatst zijn, dan die met de belijdenis der Nederlandsche Hervormde Kerk, uitgedrukt in hare formulieren, overeenkomen; terwijl er eindelijk nog op bl. 33, behalve van eenige reeds in DE NAVORSCHER (III.; bl. 60) genoemde werkjes gesproken wordt van een Brief aan den schrijver van het Schuitpraatje over de nieuwe Evangelische Gezangen, waarin wordt aangetoond, dat de invoering van die Gezangen strijdt met de Kerkenordening, enz. (dus zal er ook een Schuitpraatje over de nieuwe Evangelische Gezangen zelf moeten zijn) en van aanmerkingen op de Evangelische Gezangen in de Bibliotheek van Theologische Letterkunde voor het jaar 1807, No. 6 (let wel) bl. 925 enz. en in de Hedendaagsche Vaderlandsche Bibliotheek.

J. J. v. G.

,,Hier noodigt ons een slechte kok
Op garstig spek met uijen,
En bezigt een gescheurde klok
Om tot het maal te luijen."

Ook bestaat er een werkje over Gez. 37, Zonde en Genade (door FEITHI), dat mij echter nimmer onder het oog is gekomen en waarvan is het geval met een werk van H. W. HASELik mij den schrijver niet herinner. Hetzelfde

HOFF, getiteld: Jezus Christus, De Psalmen en Evangelische Gezangen, mitsgaders de Formulieren van Eenigheid, Groningen, 1841, in gr. 8o. De schrijver was, naar ik vermeen, een Predikant in de provincie Groningen, wiens hoofddoel het geweest is aan te toonen, dat, zoo de hyperorthodoxen in de Nederl. Hervormde Kerk de Evang. Gez. verwerpen, de Psalmberijming, bij haar in gebruik, mede veel bevat wat niet met hunne stellingen overeen komt.

Welk oordeel men ook over den bedoelden

bundel moge vellen, ik vereenig mij gaarne met het gevoelen van den Hoogleeraar VAN KAMPEN, die hem, in zijne Geschiedenis der Nieuwere Letterkunde, Haarl. 1836, Dl. IV, bl. 517, noemt » dien schoonen bundel, die zoo velen getroost, bemoedigd en gesticht heeft". M.

[Onze vriend J. J. v. G. heeft ons nog cene Zamenspraak toegezonden tusschen een Koopman, Advocaat en een Boekverkoper, over de Vraag of het Drukken der Evangelische Gezangen, een byzonder, dan wel een algemeen eigendom behoort te zyn. Te Amsterdam, by G. BOM, BUDDE, P. G. en N. GYSBEEK, H. VAN KESTEREN, G. ROOS en L. GROENEWOUD. 's Hage, DE GROOT, KLIS en de Wed. LEEUWENSTEIN. Dord, BLUSSÉ en Zoon. Rotterdam, D. vis. Utrecht, G. T. VAN PADDENBURGH en Zoon. Haarlem, KAMPMAN, en verder alom te bekomen. Motto: „Defendat quod quisque sentit: sunt enim judicia libera. CICERO". 16 Bl. in 8vo. z. j. Dit werkje, schoon wel niet als Recensie aan te merken, is door onzen begunstiger, even als andere schriften de zaak der Evangelische Gezangen betreffende, heuschelijk ten gunste van den Heer B. ter leen afgestaan. Ook Dr. A. DE J. en Ds. v. O. betoonden hier dezelfde welwillendheid. Zoodanige blijken van litterarisch hulpbetoon verheu

gen ons ten zeerste. Want, zij strekken ons ten bewijze, dat DE NAVORSCHER meer en meer zijn doel nabij komt: goeden wil ook onder letterkundigen.]

Versjes aan Byron toegeschreven (Nav. II. ; bl. 88; III. : bl. 79). Het bevreemdt mij, dat in geene der levensbeschrijvingen die ik heb, noch in de laatste uitgaaf van 's Dichters werken, door J. MURRAY, Londen, 1837, 1 deel compleet, die met zoo veel zorg is bijeenverzameld en met zeer veel belangrijke

« AnteriorContinuar »