Imágenes de página
PDF
ePub

26. Querebatur si dyaconus audiens in confessione presbiterum qui tenebatur illo die celebrare nec habebat copiam sacerdotis et faciebat sibi conscientiam de peccato mortali, sit hereticus et pro tali censendus. Oordeel van Carlier over 't geval van eenen diaken, die de biecht van eenen in zijn geweten bezwaarden priester gehoord had.

27. Responsio ad certas questiones magistro Egidio decano factas per dominum abbatem Aquiscintensem. Antwoord van Carlier op de vragen hem gesteld door den abt van Anchin over het verkoopen van pauselijke aflaten in eene kerk van 't bisdom Amiens en over het herwijden van kerken in geval van hare geheime ontheiliging door onkuische daden. (Gedagteekend: „Ex Cameraco septima Marcij”).

28. Consultatio super certo contractu emptionis redditus vitalis a quodam monasterio. Oordeel van Carlier over het geval van eenen kloosterprior, die in Henegouwsch geld eene lijfrente aan eenen burger van Valencijn verkocht had, terwijl hij als prior reeds afgesteld was, die daarenboven de acte met een valsch zegel bezegeld had en later gevlucht was. Is de nieuwe prior en het klooster daarvoor verantwoordelijk? enz.

29. Consultatio decani Cameracensis in quadam causa beneficiali. Breedvoerig driedubbel oordeel van Carlier over het geval van twee godgeleerden, waarvan de eene aan den anderen zijn aartsdiakonaat van Brie in de kerk van Soissons overdragen wil, 1453. (Processtukken in 't Fransch en in 't Latijn worden in deze verhandeling in hun geheel aan gehaald).

Het eerste deel van Carlier, zijne „, Sporta", wordt met de volgende regels besloten:

Explicit Sporta fragmentorum magistri Egidij Carlerij, decani ecclesie Cameracensis, impressa in opido Bruxellensi ducatus Brabantie. Anno domini M.cccc.lxxviij."

Laat ons nu ook het tweede deel of de „, Sportula" vluchtig overzien.. Er is geen titelblad. Na de inhoudstafel, die aan 't hoofd van 't boek gedrukt staat, vindt men eene korte, Prefatio magistri Egidij Carlerij, decani ecclesie Cameracensis, in Sportulam fragmentorum", waarin hij nogmaals over kruimels en korfjes handelt.

[ocr errors]

De Tabula contentorum in hac Sportula" als richtsnoer nemende en ieder stuk van een cijfer voorziende, vinden wij eerst:

1. Responsiones ad certas questiones ad instantiam magistri Henrici de Pomerio, religiosi in Septemfontibus. Dit stuk is voorafgegaan van de twijfelpunten met den titel: [,, Ista sunt michi Henrico de Pomerio dubia"]. Deze twijfelpunten zijn: Hoe kon Jezus tot apostel kiezen dien Judas, die hem moest verraden? en andere dergelijke. Daarop antwoordt Carlier in eene soort van brief, punt voor punt').

2. Quid contra illatas iniurias sit agendum. Ad instantiam domini Egidij de Barlarem degentis in Viridi Valle. Antwoord van Carlier op de vraag van Gillis van Barlarem, monnik van Groenendale, of het beter is zwijgend onrecht te dragen dan sprekend zijne onschuld te doen blijken.

3. Contra quendam hereticum impurissimum. Ad instantiam inquisitoris heretice prauitatis. Brief van Carlier aan eenen inquisiteur, die hem over drie verdachte stellingen en over 't geval van eenen zekeren Mattheus Mignot en van twee andere personen had geraadpleegd. (De bedoelde stellingen zijn kettersch. Tegen Mignot is maar één echte getuige opgekomen. Mignot moet nochtans opnieuw ondervraagd

1) Over den merkwaardigen Henricus de Pomerio of Hendrik van den Bogaerde raadplege men Acquoy, Het klooster te Windesheim, deel II, blz. 214 v., 236 v., 299, en voorts de Analecta Bollandiana, deel IV, Bruss. 1885, blz. 257-322.

worden. De twee anderen moeten door den inquisiteur aangehouden worden, die er vervolgens aan de vicarissengeneraal van 't bisdom bericht van zal moeten geven. In der haast geschreven).

4. Contra tres propositiones per quendam predicatas. Ad instantiam inquisitoris heretice prauitatis. Brief van Carlier aan eenen inquisiteur over drie verdachte stellingen door eenen benedictijnermonnik te Saint-Quentin in Vermandois gepredikt. (De monnik zal vóór de geloofsrechtbank gedaagd worden. Men zal hem vragen, waar hij zijne valsche stellingen heeft geleerd, en hem dwingen om ze in 't openbaar, ter plaatse waar hij ze gepredikt heeft, te herroepen).

5. [Ad dominum inquisitorem heretice prauitatis.] Andere brief van Carlier aan denzelfden inquisiteur over het sermoen van den monnik te SaintQuentin. (Dit sermoen had in Mei plaats, en de inquisiteur schreef aan Carlier den 24sten dier maand. Carlier denkt, dat de zaak zal moeten onderzocht worden door den bisschop van Noyon of door zijne vicarissen-generaal). 6. Contra duas assertiones temere in sermone prolatas. Ad instantiam inquisitoris heretice prauitatis. Oordeel van Carlier op verzoek van eenen inquisiteur uitgesproken over het geval van eenen prediker, die in zijn sermoen twee verdachte stellingen verkondigd had. (Indien hij loochent, de eerste stelling gepredikt te hebben, en het tegendeel uit het geloofsonderzoek blijkt, dan moeten de geloofsrechters weten, hoe zij volgens het recht te handelen hebben. In allen gevalle moet hij gestraft en tot herroeping gedwongen worden. De rechters zullen hem zijne penitentie in den kerker laten volbrengen).

7. Tractatus de iherarchia ecclesiastica. Ad instantiam domini inquisitoris. Brief van Carlier aan eenen inquisiteur bevattende, op diens verzoek, eene verhandeling over de kerkelijke hierarchie.

8. Tractatulus de redditibus ad vitam. Ad instantiam aliquorum timoratorum.

Oordeel van Carlier op verzoek van eenige angstvallige zielen uitgesproken over het al of niet zondige van lijfrenten te koopen of te bezitten. (Zie no. 5 van 't eerste deel).

9. Tractatus pro decimis. Tamelijk uitgebreide verhandelig van Carlier over de geestelijke tienden. (Zie no. 19 van 't eerste deel).

[ocr errors]

10. Tractatus de honore impendendo y maginibus. [De ymaginibus occasione cuiusdam enormis excessus facti y magini crucifixi in quodam ludo.] Verhandeling van Carlier over den beeldendienst en de vereering van het kruisbeeld ter gelegenheid van een tooneelspel (?) te Kamerijk vertoond, waarin een der spelers een kruisbeeld aldus schertsend toegesproken had: „Se vous tenoye en mes mains, il faulroyt que fesissies que demande, ou vous laisseries de vos plumes.... Que vous me tanes et que vous ,, appercheues de rien.... Chieux crucifix chi toute iour me tient et me met a malaise.... Vous mestes sur le ,, trop rebours.... Allegies etc. et vous seres bons truppelus.... Que vous estes ung gros crestien et a poures ,,gens rude et sur.... Que Dieu est une escarse pin,, chemaille." (De spelers zouden op voorhand hunne stukken moeten laten onderzoeken, ten einde zulk schandaal te voorkomen).

[ocr errors]
[ocr errors]

,,

[ocr errors]

11. Consultatio super integritate confessionis et super auctoritate summi pontificis. Ad instantiam domini Petri de Vaucello, sacre theologie professoris egregij. Oordeel van Carlier op zijn verzoek aan Pieter de Vauceil, professor in de godgeleerdheid te Parijs, gezonden over twee stellingen, gepredikt door den minderbroeder Johannes de Porta. (Carlier zegt er onder anderen, dat er schier twee en dertig jaren vervlogen zijn, sedert dat hij de godgeleerde faculteit van Parijs verlaten heeft).

12. [Determinatio domini Iohannis Tinc toris, professoris sacre theologie, canonici Tornacensis, directa decano Came

racensi.] Oordeel door Johannes Tinctoris 1), kanunnik van Doornik en professor in de godgeleerdheid, op aanvraag van Carlier over te twee bovengemelde stellingen uitgesproken. (Hij deelt eerst uittreksels van St. Thomas, Alexander de Halis, Duns Scotus, enz. mede. Daarna geeft hij zijn eigen oordeel).

13. [Ad egregium sacre theologie professorem magistrum Iohannem Tinctoris, canonicum Tornacensem, ego Egidius, decanus Cameracensis.] Brief van Carlier aan Johannes Tinctoris over dezelfde twee stellingen van den minderbroeder Johannes de Porta. (Deze laatste zal zijne verdachte leerstellingen in 't openbaar moeten herroepen. Weigert hij, dan zal men hem in eenen kerker werpen). In de laatste regels van dezen brief klaagt Carlier over het verzwakken zijner lichaamskrachten en zegt: " Habemus adhuc unum virum strenuum, theologie professorem Parisiensem egregium, Attrebati, dominum decanum Iacobum de Bosco, vita et scientia famosum. Si vis, omnia nostra in hac re communica. Forsitan post me tibi eum successorem relinquam” 2).

"

[ocr errors]

1) De gelijktijdige kroniekschrijver Jacques Du Clercq noemt hem Jehan Taincture, docteur en theologie et tres notable clercq [en la ville de Tournay] et moult renommé en sens et en clergie" (Mémoires, deel III, blz. 31). Hij voegt er bij, dat die Doorniksche godgeleerde tegen de Waldenzen in 1460 eene belangrijke verhandeling schreef: Et feit ledit maistre Jehan Taincture sur ladite Vaulderie ung traictié tres belle, lequel il publia et envoya en plusieurs lieux. Ne sçai qu'il y avoit." Wij weten het intusschen, daar deze verhandeling in S. no. 733-741 der Koninklijke Bibliotheek van Brussel bewaard wordt. Zij draagt er den titel van Sermo de secta Vaudensium factus per egregium sacre theologie doctorem magistrum Iohannem Tinctoris, anno 1460, en is onbekend gebleven aan wijlen den hoogleeraar N. C. Kist in diens, Literatuur betreffende de Waldensen" (Nederlandsch Archief voor kerkelijke geschiedenis, deel VI, Leiden 1846, blz. 109–132, 495 v.). 't Is een langwijlig stuk, dat nochtans enkele schilderachtige bijzonderheden bevat over de duivelskunstenarijen, die omstreeks 1460 den Waldenzen te Atrecht en elders werden ten laste gelegd en welke zij op de pijnbank bekenden.

2) Over den deken Jacques Du Bois en diens hardnekkige vervolging der kettersche Waldenzen van Atrecht in 1459-1462 kan men de Mémoires van den tijdgenoot Jacques Du Clercq raadplegen (deel III, uitgave van De Reiffenberg).

« AnteriorContinuar »